Columns
Column Renske Kruitbosch
‘Houden jullie al van mij?’
De dieren zijn aan het badmintonnen. Het is mooi weer en er zijn genoeg rackets. De zwarte koe, lief maar niet snugger, weet niet waar het pluutje is.
De roodbruine pony kijkt de kring rond. Het valt stil.
De zwarte koe schraapt zijn keel.
‘Ik weet het niet, Heintje. Eerlijk niet.’
‘Ik niet,’ begint de rooie kater. De zwarte kat houdt zoals altijd zijn mond. Hij wil vaak wel wat zeggen, maar weet niet goed hoe. Dus laat hij de rooie praten, die is gewiekster.
‘Ik hou namelijk nog van het grote paard,’ gaat de rooie verder, ‘Die is dood, maar ik hou nog wel van hem. Dus dan kan ik nog geen plek vrij maken voor jou, Heintje, dat gaat gewoon niet,’ en hij tikt met zijn racket op zijn borst.
Heintje knikt. Hij begrijpt het. Hij is Heintje, niet het grote paard. Die is dood.
‘Wat is het verschil, tussen iemand héél lief vinden en houden van?’ vraagt de zwarte koe.
De egel wil wat zeggen. ‘Je moet proberen,’ spreekt hij samenzweerderig, ‘om iedereen bij voorbaat lief te vinden. Dan begin je altijd goed. Houden van komt dan later.’
De dieren knikken. Behalve de zwarte koe.
‘Maar,’ en hij gaat er even lekker bij liggen, ‘niet iedereen is lief. Wat als iemand onaardig blijkt, dan ben jij begonnen met lief doen, zeg maar.’
De uil komt aangevlogen en landt naast de muis. Diens haren gaan in de war van de vleugelwind.
‘Als ik even mag inbreken,’ en hij steekt zijn vinger op, ‘volgens mij zijn er meerdere vormen van houden van. En jij, rooie kater, moet gewoon een extra plekje maken in je hart.’
De rooie kater kijkt baldadig. Uil en hij houden niet van elkaar, dat staat als een paal boven water.
‘Dat maak ik zelf wel uit,’ bijt de rooie kater hem toe.
‘Nee,’ grinnikt de uil, ‘dat is nou het magische. Je kiest er niet van om van iets of iemand te houden. Dat gebeurt pardoes.’
De rooie kater trekt zijn wenkbrauw op. Heintje kijkt onzeker de kring rond en slikt zijn traantjes weg.
‘Ik hou van jou,’ spreekt de zwarte kater plotseling, ‘ik hield van jou vanaf het moment dat je hier kwam, Heintje. Ik hou alleen niet zo van praten.’