Stedendriehoek

Voelen

‘Waar was jij tijdens de ontploffing?’ Ik heb het meerdere stadsgenoten horen vragen. En: ‘Voelde je hem ook?’ Tot ver in de omtrek schijnt de dreun niet alleen hoor- maar ook zeer voelbaar te zijn geweest. Onze overburen bijvoorbeeld, die op zo’n zeshonderd meter van de verwoeste appartementen wonen, hebben de trilling aan den lijve ondervonden. ‘Het was niet mis!’

Zelf was ik om medische redenen in A, tijdens de explosie te Z. Toen ik station Rai uitliep, stonden alle uitcheckpoortjes open. “Verlaat dit station zo snel mogelijk” knipperde de tekst naast de hekjes. Het was unheimisch stil, mensen versnelden hun pas, liepen gehaast de schuifdeuren van het station uit, en bleven dat doen tot ze onder de tunnel vandaan waren. Sommigen keken om, anderen waren druk aan het communiceren via hun mobiel. Ik belde dochter, terwijl ik naar mijn afspraak liep, vertelde haar over de openstaande poorten en dat het ons, ingecheckte reizigers, waarschijnlijk euro’s extra zou gaan kosten, omdat we nu niet uitgecheckt waren. ‘Bij ons cirkelen allemaal helikopters in de lucht,’ antwoordde ze. Er is hier ook iets aan de hand!’

De volgende ochtend liep ik met mijn hond naar de Halvemaanstraat. Niet zozeer als ramptoerist, maar om te informeren hoe het met de bewoners ging, én omdat mijn vakantiebusje tegenover de ontplofte woningen in een parkeergarage staat. De surveillerende agenten stonden aan de lopende band mensen te woord. Een journalist van omroep Gelderland meldde zich. ‘Ik woon in de Laarstraat,’ zei een meneer, geroutineerd alsof ‘ie het al eerder verteld had. ‘We werden opgeschrikt door die enorme knal. Het deed pijn aan de oren.’

Niemand wist hoe het met de slachtoffers ging. Een bewoner tegenover het ingestorte pand hing uit het raam op de eerste verdieping. Hij had mijn parkeergarage-vraag gehoord. ‘Die is nog dicht,’ vertelde hij. ‘In verband met instortingsgevaar. Als auto’s in- en uitrijden kan dat gevaarlijk zijn.’ Ik bedankte hem, en zag terwijl ik doorwandelde op de Paardenwal een cameraman zijn apparatuur uitladen. Her een der stonden groepjes en tweetallen te praten over de ramp.

De noodoproep bij station Rai heb ik niet opgehelderd kunnen krijgen. Misschien was het een technische storing. Hoe zit het met de situatie in Z? Omdat ik nieuwsgierig ben, wandel ik opnieuw naar de plek des onheils. Inmiddels is er een keet neergezet, waar beveiligers in alle rust achter hun computer werken, of ernaast, op een tuinstoel kunnen zitten. ‘Is er iets bekend over de slachtoffers?’ vraag ik. De beveiliger van dienst kijkt op van zijn mobiele scherm. ‘Nee,’ zegt hij. ‘Niet bij ons. Ik kan u wel vertellen dat er deze week een bijeenkomst voor de bewoners is gepland.’ Een eindje verderop staat een groep mannen achter een afrastering te kijken naar de puinhoop die op straat ligt. De appartementen gaan binnen enkele dagen tegen de vlakte.

Hond en ik lopen naar huis, een groepje scholieren passerend. Ze hangen over hun fietssturen en kijken het straatje in. Een meisje stelt de vraag terwijl ze een foto maakt met haar mobiel. ‘Hebben jullie het gevoeld?’