Stedendriehoek
‘Het liefst aan niks,’ begint hij, ‘maar dat lukt maar af en toe.’
We zitten op een houten bankje aan het water. De wind staat mijn kant op en hij ruikt naar wollen jas en Van Gils. Op zijn hoofd een soort zuidwester, maar het heeft er alle schijn van droog te blijven.
Hij kwam wat later, nam wat water. Ik zat er al een tijdje. Hoe lang weet ik niet, het is heerlijk om de draad en tijd kwijt te raken.
‘Dat weet je dus niet, of je ooit aan niks kunt denken,’ vervolgt hij.
Ik schat hem een jaar of 80, maar zeker weten doe je niets. Tussen ons in een stevig beige tasje met rits en buitenvakjes. Praktische opbergplekjes, nou dan weet je het wel.
‘Lust je iets te drinken?’ vraagt hij.
Ik knik.
‘Piekeren is nooit goed. Zodra Piet Piekeraar ten tonele verschijnt, jaag ik hem weg. Dirk Dromer is altijd welkom, die is goed, zachter. Dan zit Piet stil op een stoel in de hoek.’
Ik mijmer. Wie zit er bij mij het meest op de praatstoel? En heb ik wel een hoekstoel? Het liefst luister ik naar Guus Gevoel, maar Rietje Ratio tettert er nog wel eens doorheen. Oorverdovend schel roept ze dingen die me onzeker maken. Die me doen wankelen als een dronken kapitein op zijn stuurloze schip op wilde zee.
‘Hier,’ en ik krijg een klein, donkerblauw plastic bekertje, ‘niet verder vertellen. Mensen denken dat ik schattig thee zit te drinken, snap je?’
Ik snap het en de cognac is robuust.
Alcohol doet veel met Guus Gevoel en Rietje Ratio. Rietje kwebbelt steeds wat trager en zachter en Guus neemt een prominentere plek in.
‘Maar alcohol moet dat niet regisseren,’ zegt hij resoluut, ‘dat moet jij zelf doen. Jij bent de toneelmeester. Wat zeg ik: je bent eigenaar van het hele theater.’
Hij frummelt aan zijn neus.
We zitten nog lang en gedwee.
‘Je zet Riet gewoon zelf af en toe in de hoek. Of je stuurt haar het dak op, je hebt toch een boerderij?’
Ik grinnik, hij om zijn eigen grapje.
Ik veeg het bekertje af aan het gras en geef het terug.
‘Hoe heet u eigenlijk?’ vraag ik.
‘Guus,’ antwoordt hij glunderend.