Stedendriehoek
Column Renske Kruitbosch
‘Dat ik dood ga. Aan de ene kant. En dat ik niet dood ga, aan de andere kant.’ Ze neemt een summier slokje van haar advocaat. Bloemenblouse en parelbroche.
Het licht is fel en de wind waait woest. Het is dinsdagmiddag en we zitten op haar balkon. Orchideeën, Maroussia parfum.
‘Dood, omdat ik dan naar mijn dochter ga. Leven, omdat ik bij mijn man wil zijn.’
We hebben het over niks en alles, daartussen is maar grijs gebied.
Ik voel tranen, gelukkig zonnebril.
‘Een ongeluk. Ik praat er liever niet over. 15 jaar was ze bij ons. Toen is ze,’ en ze wijst naar de wolken, ‘naar de hemel gegaan. Als hij daar is, natuurlijk. Dat weten we niet.’
Voor één keer hoop ik dat ik iets zeker weet. Voor haar. Dat er een hiernamaals is waar geliefden op je wachten. Geduldig. Dat ze tot die tijd met je meevaren op de golven van tijd.
Het ruikt naar haardvuur, plastic zonnebloemenkleed.
Ze wonen samen, appartement met lift met extra grote knoppen.
‘Als je zo lang bij elkaar bent,’ en ze draait zich wat meer naar me toe, ‘dan ken je het klappen van de zweep wel. Ik kan me geen leven zonder hem voorstellen, maar dat komt omdat we al duizend jaar samen zijn. Door dik en dun.’
In mijn ooghoek zie ik allerlei pop-up berichten op mijn telefoon. Kortstondige, digitale liefdes. Hartjes. Nepneuzerij.
‘En wat wens jij?’
Ik vind de terugvragen het lastigst.
‘Dat ik voor altijd het leven tot me neem, zoals ik dat nu doe. Mocht ik daar heen gaan,’ ik sluit één oog en wijs naar de wolken, ‘dan hoeft niemand daar verdrietig om te zijn. Ik neem het leven elke dag intens tot me. Lach om veel en jank om alles. Maar als het zo ver is,’ en ik neem een schep van de gele alcoholvla, ‘dan moeten de mensen niet huilen, maar proosten.’
Ze kijkt me verwonderd aan.
‘Mocht ik u voor gaan,’ en ik pak haar bij haar arm, ‘dan vertel ik haar over dit gesprek. Dat u niet kunt kiezen tussen hemel of aarde.’