Stedendriehoek

SNAAR 3/3

(Vervolg vorige week)

We ploffen op een bankje en hij zet zijn vissershoedje af. ‘Kun je me even over mijn oude kop wrijven?’ vraagt hij. Ik wrijf, hij glimlacht. ‘Lekker is dat. Beter dan wanneer je het zelf doet.’

4648 weken oud is hij, het bos ruikt naar beregende houtsnippers.

We trekken onze schoenen weer aan.

‘Zouden mensen wel weten hoe hun ideale leven eruit ziet?’ vraag ik en veeg mijn snottebel af aan de binnenkant van mijn jas. Gaat toch in de was.

‘Daar heb je een goed punt. Dat wordt er als kind vaak al uitgejast hè. Als kind droomde je groots en meeslepend, maar naarmate je ouder wordt, verandert dat. Dat is ook goed. Anders hadden we geen zakenmensen en politici.’

Ik glimlach en kijk hem aan. Hij ver-olijkt.

‘Ja, eerlijk, Rens. Dat word je toch niet omdat dat allemaal zo leuk is? Of van die lui op een beurs, dan. Die stress!’

In sommige gevallen is het dus goed dat een kinderlijk verlangen wordt overschreven door een hang naar serieus geld. Wat zou er gebeuren als iedereen zijn hart zou volgen?

‘Als je een keuze maakt,’ gaat hij ongestoord verder terwijl hij me een appel aanbiedt, ‘moet je de consequenties aanvaarden. Niet altijd natuurlijk. Maar als jij zo nodig je hart wilt volgen op bijvoorbeeld werkgebied,’ en hij neemt een hap van de Elstar, ‘dan moet je kunnen verstouwen dat je even wat minder verdient. Mensen willen van alles maar zijn niet bereid daar iets voor op te geven.’

Het is allesbehalve stil in het bos. De vogels zijn druk en in de verte horen we vaag gezaag.

‘Heb jij wat opgegeven?’ vraag ik.

Hij slikt en kijkt weg. ‘Mijn passie.’

Ik houd van zwijgen en gelukkig doen we dat nu even.

‘Ik werd vroeg verliefd. De liefde van mijn leven. Mijn vrouw werkte als zuster bij een instelling, ik kreeg een baan bij de bank. Ik speelde niet onverdienstelijk gitaar in een band. Nationaal bekend, bijna beroemd. Toen kwamen de kinderen. Druk, druk. Mijn vrouw bleef werken. Superprogressief, toen. Betekende dat ik concessies moest doen. Geen muziek, alleen amateurpingelen. Maar zij en de kinderen waren mijn melodieën. Nu zijn ze groot en is mijn vrouw dood.’

Ik kijk hem aan en gooi mijn klokhuis in de struiken. ‘We gaan.’

Hij kijkt me verbaasd aan. ‘Waar naartoe?’

‘Ik ken een band. Jij gaat gitaarspelen.’