Stedendriehoek
Elk jaar weer verlangen we naar een witte kerst, maar kijken we naar het gemiddelde, dan hebben we in Nederland slechts eens in de 15 jaar een ‘officiële witte kerst in De Bilt’. In het oosten komt een witte kerst eens in de 10 jaar voor en in het westen slechts een keer per 24 jaar.
Ook al zijn we blij met een kleine laagje wit tijdens kerst, om officieel van een witte kerst te mogen spreken moet in De Bilt op beide kerstdagen om 09.oo uur een gesloten sneeuwdek liggen. Een paar vlokken of sneeuwresten tellen dus niet. Sinds 1901 kwam het acht keer tot een officiële witte kerst, volgens Yannick Damen, meteoroloog bij Weeronline.
De laatste witte kerst was in 2010. In vrijwel heel Nederland lag toen 5 tot 20 centimeter sneeuw. Zuid-Limburg was met een sneeuwdek van 30 tot 45 centimeter koploper. Het pak in De Bilt was met 5 centimeter aanzienlijk minder dik, maar het was zeker voldoende voor een officiële witte kerst.
Opvallend genoeg was daarvan ook in 2009 sprake. Toen kwam het vooral door aanzienlijke sneeuwval in de periode voor kerst. Tijdens de kerstdagen smolt de sneeuw, maar er bleef genoeg liggen voor een witte kerst. Twee jaar een witte kerst op rij was niet eerder voorgekomen. Voor 2009 was 28 jaar lang geen sprake van een witte kerst. 1981 was de laatste keer in de vorige eeuw.
Waarom meestal geen witte kerst?
Vaak is het te zacht voor een witte kerst. Het sneeuwt wel eens, maar de sneeuw blijft niet liggen of vrij kort. In het hele land ligt de gemiddelde temperatuur in december boven nul, zowel overdag als ’s nachts. Dit wil niet zeggen dat vorst in december zeldzaam is, maar vaak verdwijnt deze overdag. In De Bilt vriest het gemiddeld elf keer, maar deze verdwijnt in negen gevallen. Daarbij overleeft een sneeuwdek in de eerste helft van de maand het vrijwel nooit tot aan kerst.
Ook gaat vrieskou vaak niet samen met neerslag. Een oosten- of noordoostenwind voert meestal droge vrieskou aan. Voor een witte kerst hebben we kou én vocht nodig. Wanneer een neerslaggebied vanaf zee samengaat met een flinke hoeveelheid kou is de kans op sneeuw veel groter. Bijvoorbeeld een buiengebied dat met een koude noordwestelijke stroming over het land trekt. Of een depressie die vanuit het (zuid)westen over het land trekt na een vorstperiode.