Stedendriehoek

DOEN!

‘Ruim twee jaar niet?’ en hij schopt de bal weg.
‘Nee.’
‘Tjonge, Rens, daar moet je wel wat mee, hoor’, en hij steekt een sigaret op.
Een vriend en ik lopen door het bos. Doen we vaker, meestal zo rond het avondeten. Er gaat een bal mee, die trappen we om de beurt naar voren. We hebben allebei een hekel aan het avondeten. We drinken rond dat uur liever een borrel. Mensen vinden dat gek. Dat vinden wij dan weer gek.

‘Ik moet ook zeggen,’ begin ik, terwijl ik de bal uit de brandnetels sta te hannessen, ‘ik begin het wel een beetje te merken. En te missen. Je weet wel.’
Hij knikt. ‘Lijkt me ook moeilijk, hoor. Gelukkig heb ik mijn vrouw. Die is er heel stipt in.’

Ik denk aan de woningnood. Het klimaatgedoe. Hoe zou het nu in Limburg zijn? Hoe gaat het eigenlijk met de bij? Kan een zuster straks nog wel een huis kopen? Moet ik mijn extra slaapkamertje beschikbaar stellen? Hoelang blijft de Rijksstraatweg tussen Apeldoorn en Deventer nog dicht? Hoe kom ik eigenlijk bij mijn tandarts morgen? Heeft een slak tanden? Waarom heeft een naaktslak geen huis? Ook woningnood? Zijn er andere investeerders-slakken die de huizen opkopen? Omdat zij de last wel kunnen dragen? Tsjonge, die had in mijn cabaret gekund. Maar die gaat niet door.

‘Je zit onder de plekken van die brandnetels man, eikel’, lacht de vriend rokerig.
Ik glimlach en haal mijn schouders op. De bal schiet naar voren, bijna in de sloot.
‘Gaan we zo een borrel drinken?’ vraag ik.
‘Misschien moet je er bewuster mee bezig zijn’, gaat de vriend ongestoord verder, ‘misschien zit het te weinig in je systeem.’

Er zit veel in mijn systeem. De hele dag door ratelt het. Piepen, kraken, denken, sprongen, grappen, grollen, woorden. Het kan niet uitgeschakeld worden. Als ik me zou laten testen voor de ADD-toegang, dan sloegen alle stoppen eruit. Maar gelukkig helpt het me in wat ik het liefste doe. Schrijven. Dingen bedenken. Maken. Lachen. Grapjes. Ideeën.

‘Misschien’, en ik neem een hijs van zijn sigaret.
‘Doe er dan wat mee. Actie in de tent! Meteen straks als we thuis zijn, de koe bij de horens vatten!’ Ik zucht. Hij heeft gelijk. Ik ga het doen. Eindelijk. Een weekje vakantie.