Stedendriehoek

‘De NSB-ers zongen op hun knieën het Wilhelmus’

APELDOORN – Paul van der Borg is 82 jaar, zijn broer Wil net 80. Ze wonen tegenwoordig in Arnhem respectievelijk Wijhe, maar 75 jaar geleden woonden ze met hun gezin aan de Deventerstraat in Apeldoorn. Ze zagen vanaf hun balkon de Canadezen op 17 april 1945 hun woonplaats binnenrijden en bevrijden.

Paul en Wil van der Borg maakten van
dichtbij bevrijding van Apeldoorn mee

Zeven en vijf jaar waren ze, en zoals elk jochie van hun leeftijd onder de indruk van wat er zich voor hun ogen ontvouwde. Als oudste van de twee herinnert Paul zich van de oorlog vooral de gefusilleerde man die hij op straat zag liggen. “We speelden veel op straat en werden, zo jong als we waren, door de Duitsers gedwongen om naar die dode man te kijken. Een maand voor de bevrijding van Apeldoorn zijn veel burgers gefusilleerd, als vergelding voor de aanslag op Rauter.” Hij doelt op de nacht van 6 op 7 maart 1945, toen de SS-officier Hanns Albin Rauter, de nazi-Duitse leider van de politie in Nederland, bij de Woeste Hoeve op de oostelijke Veluwe zwaargewond raakte bij een aanslag. Op 8 maart 1945 executeerden de Duitse bezetters als represaille 117 gevangenen bij de plaats van de aanslag.

Pauls jongere broer Wil heeft als eerste herinneringsbeeld een scène van bevrijdingsdag in Apeldoorn, die 17e april: “De ‘moffenmeiden’, kaalgeschoren op een rij. Die hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt, ook omdat zij nog ‘dikke tieten’ hadden, terwijl de rest van vrouwelijk Nederland veelal sterk vermagerd was.” Het gezin Van der Borg, verder bestaand uit vader Rieks en moeder Ali plus nog de kinderen Heiko, Bas, Henry en Nanny, runde een textielwinkel aan de Deventerstraat 3, naast Garage Schimmel. Het grote gezin bleef al die jaren buiten schot van de Duitse represailles, al kwam er eens een Duitser met getrokken vuurwapen de trap van hun woning opstormen. “Onze moeder werd onder schot gehouden, maar ze bleef ijzig kalm. Even snel was de Duitser weer vertrokken en we weten vandaag de dag nog steeds niet waarom hij er was. Na de oorlog hebben we als gezin eigenlijk nooit meer openlijk met elkaar hierover gesproken.”

Nogmaals, het gezin Van der Borg heeft al die jaren puur geluk gehad dat het ongeschonden de bezettingsjaren overleefde. “Immers, onze oudste broer Heiko werd in 1941 in Arnhem aangehouden met een speldje van koningin Wilhelmina, maar ook dat liep met een sisser af. En, heel belangrijk: tegenover ons woonden NSB-ers en die gaven iedereen weg aan de Duitsers. Ook daarom is het best verwonderlijk dat wij nooit aan de beurt zijn gekomen.” Paul droeg met enige regelmaat een blauwe trui met oranje leeuw, ook naar school, en werd feitelijk vooral op de oorlogssituatie ‘geattendeerd’, “wanneer de juf op een fluitje blies en wij onder de banken moesten kruipen. Zo bereidden we ons voor op een eventuele luchtaanval.”

De dag van de bevrijding van Apeldoorn was in alle opzichten een mooie dag. “Het was stralend weer, met een strakblauwe hemel. Rond 10.00 uur ’s ochtends gooiden wij de balkondeuren open en zetten het grote, witte borstbeeld van Wilhelmina dat wij in bezit hadden, zichtbaar buiten neer. De opgepakte NSB-ers werden gedwongen op hun knieën het Wilhelmus te zingen, hun ogen gericht op het beeld van de koningin. De moffenmeiden kregen een hakenkruis op hun kale hoofden.” De laatste dagen voor de bevrijding was het gezin Van der Borg vrijwillig opgesplitst, om bij een eventuele vergelding niet compleet te worden gedood. Broer Heiko was zelfs een poosje volledig uit beeld bij de rest van de familie. “Tot onze grote verbazing zagen we hem die 17e april in een Canadese carrier Apeldoorn binnenrollen!”

Na de Tweede Wereldoorlog bleef de firma Van der Borg actief. Paul nam samen met broer Bas de zaak van hun ouders in 1960 over. De broers koesteren geen wrok jegens de Duitse bezetter. Paul knikt: “Vergeten en vergeven, dikke streep eronder. We moeten nu juist koesteren dat we alweer 75 jaar in vrijheid leven, daar dankbaar voor zijn. Je ziet immers vaak genoeg in de wereld dat het vermijden van oorlogen helemaal niet zo vanzelfsprekend is.”