Stedendriehoek
Column Eke Mannink
In het pand waar Harbach onlangs nog zat, zie ik blote etalagepoppen zonder armen. Ze staan in een groepje langs de zijwand van een verder lege ruimte. Ze lijken verdrietig.
Honderdtachtig jaar heerste bedrijvigheid rondom Harbachs onderneming. De eerste jaren zat de winkel nog niet aan de Overwelving, maar op de Schupstoel, het plein waar H&M gevestigd is. Ze verkochten paardenzadels, geweren, koffers en bekleding voor rijtuigen. Pas na de oorlog werd het een sportzaak, met de nieuwste modellen hardloopschoenen, maar ook kampeerartikelen en schaatsen.
Hockey- en voetbalspullen voor mijn zoon, balletschoenen voor mijn dochter, hun gymkloffies voor school – in de loop der jaren kwam het allemaal daar vandaan. De gezichten van de verkopers werden die van bekenden, de keren dat onze hond in het pashokje kwam liggen – vroeger een bordercollie die met gemak paste, de laatste jaren een retriever die alle ruimte in beslag nam – kwam er geheid een praatje van. Ik leerde dat Harbach altijd van vader op zoon was gegaan en dat ze dezelfde initialen hadden: D.J.P. – Daniël Jan Petrus. Dat de hele familie van sport en ondernemen houdt en dat ze het de laatste jaren moeilijk hadden door de concurrentie van internet.
Ik denk aan de panden die op dit moment leeg staan op de Schupstoel. Ooit zat er een babyspullenzaak, nog langer geleden een hip restaurant waar stadsgenoten van een zekere leeftijd met dromerige blik in hun ogen culinaire herinneringen aan het ophalen waren. Op het hoekpand bij de Beukerstraat zat een speelgoedzaak waar zelfs mijn kinderen nostalgisch van kunnen worden. Lego- en playmobielsetjes, kneedgom, gezelschapsspelen… Hoe meer aankopen van vroeger we ons bedenken, hoe verlatener het gebouw oogt. Schuin tegenover zat een kookwinkel met trendy keukenapparatuur. Weg. Sinds een jaar of één is op dat pand een levensgrote aankondiging tegen de etalageruit bevestigd: ‘hier opent binnenkort een broodjes- & bonenzaak!’
Ja, ja. Binnenkort…
Met zoon en dochter at ik laatst in hun lievelingsrestaurant, met een naam alsof het je al te joviaal wenst te verwelkomen: Hai. We aten sushi, zoals het grootste deel van de bezoekers daar doet. Maar er is ook patat, en vlees. Het is er ruim, modern en licht. Aan het plafond bungelen bollen met ledlampen, ze verlenen de hoge ruimte een grootstedelijke sfeer. Net als de iPads waarmee je om de zoveel tijd je gerechten kunt bestellen binnen het zogenoemde all you can eat, pardon: alles wat je maar kunt verorberen-menu.
Het was lekker, dat moet gezegd. De tonijn was verfijnd, de stemming gezellig, de bediening kundig. Maar tijdens onze gesprekken over school, liefde en het nut van kleedgeld dwaalden mijn gedachten meer dan eens af naar jaaaaaaaaaaren geleden.
Zelfde ruimte, andere tijd.
Daar stond ik: in de rij voor het loket. Een giro-envelop in mijn handen, een stapel ansichtkaarten op de overkapping van de buggy. Wachtend op mijn beurt, tot ik me leunend tegen de marmeren toonbank kon richten op het praatgaatje in het glas. Jahaaa, kinderen: waar men nu in sashimi hapt, likte men vroeger postzegels… in het huidige Hai huisde een majestueus postkantoor.
Ga nu een stukkie langs de IJssel joggen om uit mijn nostalgische bui te komen.
Op sportschoenen van Harbach natuurlijk.