Stedendriehoek
Column Eke Mannink
‘Als jij hier nou eerder stopt, kan ik mooi met de lijn van de tekst omhooggaan.’ ‘Jij zou dit toch nog een keer spelen?’ ‘Ja, dat deed ik ook. (…) Ooooo, je wilde hier beginnen, bij D-mineur?’ Maaike Schoenmaker (cello) en Yet Hehakaya (piano) kijken ingespannen naar de partituur van een Catalaans volksliedje. ‘Pak jij hem nou op zodra ik hier de hoogte inga, dan maken we daar een punt.’ Twee paar wenkbrauwen fronsen stereo, trekken een denkrimpel, even later lachen twee monden tegelijk. ‘Begin maar bij die laatste regel, dan kijken we hoe het gaat.’ Ik geniet.
Schrijver zijn is een solistisch bestaan. Je (ik) zit vaak gevangen in je (mijn) hoofd. Zelfs wanneer ik over de markt loop, kom ik die verbeeldingswereld niet altijd uit. Dan ben ik bezig met een overgang, een scène, een beschrijving. Het zoeken naar de juiste toon, het vinden van een ritme. Dat doe je met en in jezelf. Als journalist wordt de eenzaamheid deels opgeheven: voor een krant spreek ik mensen in het hele land over tegenslag in leven en werk. Voor een bijlage maak ik een reportage, voor een onderwijsblad ga ik in gesprek met leerkrachten – enzovoort. Als optredende dichter ben ik in mijn werkzame leven het gelukkigst. Niet tijdens het optreden, dat zie ik als een afsluitend ritueel.
Maar tijdens het repeteren. Schoenmaker ken ik van haar muziek, uit jazzbandjes, waarin ze cello of contrabas speelt. Hehakaya ontmoette ik toen ik stadsdichter was. Net als ik was ze nieuw in Zutphen, ze begon aan haar pianopraktijk te bouwen en was fenomenaal in pr. Ik moest altijd lachen wanneer ze voor een voorstelling kwam binnenzeilen, steevast een metershoge banner achter zich aanslepend, met naam en foto. Zij moest altijd lachen om mijn verstrooidheid. Dan was er weer een pen kwijt, dan weer een blad met tekst, of een stuk draaiboek. Al die jaren kwamen we elkaar zo nu en dan tegen. Dat leidde tot een vrolijk gesprek, een incidenteel optreden en laatst een artikel in Trouw.Nu repeteren we voor komende zondag: internationale vrouwendag. Op zijn Zutphens ingevuld met Claudia Broekhuysen, Claudine de la Court, Bertje van Delden, Ingeborg ten Hoopen, Otteline van Panthaleon van Eck, Jet Rotmans, Marianne Smit, Erika Visser, Alexandra Weinz, Anna Wiersma en ondergetekende.
Yet organiseert dan aan de Zaadmarkt het project Letterlijke Vrouwen. Dat zij en Maaike feilloos op elkaar zijn ingespeeld, blijkt zodra ik mijn vers inzet. Alsof ze het hebben ingestudeerd. Soepel begint de piano up tempo, tijdens de tweede strofe voegt de cello een melancholieke ondertoon toe. We werken ruim een uur aan twee composities. Een lichte en een zware. Af en toe botsen de musici, zijn ze het oneens over een muzikale frase, een moment van invallen, het tempo. Zo komen we verder. Het groeit. Als de volgende dichter niet op de stoep had gestaan, was ik de rest van de dag blijven repeteren. Zo inspirerend vond ik het.
Komende zondagmiddag, twee uur, dat Bolwerck.