Stedendriehoek
Column Eke Mannink
Dochter en ik zijn op bezoek bij een baby en zijn moeder. Ze wonen aan de Laarstraat, we zitten voor hun grote raam. ‘Het is geweldig hoeveel verschillende types hier de hele dag langslopen,’ vertelt de moeder. ‘Daar kunnen we uren naar kijken.’
Ik kijk vooral naar haar zoon, de zes maanden jonge Mario. Een lieve, ontdekkende baby met ernstige, diepblauwe ogen en een prachtige glimlach.
Hij is voortdurend op expeditie, lijkt met de seconde bij te leren en verwondert zich tot in het kwadraat over alles wat nieuw is. Bijvoorbeeld mijn dochter. Ze heeft verrukkelijk lange haren om je goed aan vast te houden en een zachte rode trui waar je prima in wegduikt. Mario bestudeert en probeert alles zó intens, dat het niet anders kan of hij stort straks in van de moeheid. Zijn moeder beaamt dat. ‘Ik plan niet meer dan één zo’n bezoekje per dag, dan heeft hij wel weer genoeg prikkels gehad.’
Ze leert mijn dochter de vliegstand: baby met zijn buik op je onderarm, dan heeft hij zijn hoofd vrij om te kunnen kijken waar hij wil. Hij krijgt een rondleiding door zijn eigen woonkamer en kraait het uit van plezier.
Soms bouwt Mario een rustmomentje in door een duim in zijn mond te stoppen. Hij duimt zijwaarts; zijn andere vingers rusten op de linkerwang terwijl hij sabbelt. Ik vertel mijn vijftienjarige dat zij ook zo’n enorme duimster was, zij het met een andere techniek: de voorgreep. En in haar andere hand steevast popje, het slappe zachte knuffeltje dat tot op de dag van vandaag op haar bed ligt. Dochterlief kijkt enigszins beschroomd en toch ook wel geamuseerd bij het horen van deze herinnering waar ze zelf geen weet meer van heeft.
We lopen met Mario naar de commode in de achterkamer, want hij heeft een natte broek. Niet dat wij dat doorhadden, en Mario zelf deed nergens moeilijk over, maar zijn moeder heeft een feilloze intuïtie – dat blijkt. Geduldig legt ze uit hoe het moet met katoenen luiers. Dat is nieuw voor zowel dochter als mij: katoen in plaats van plastic. Milieuvriendelijker en niet giftig. Omdat het plan is dat dochter gaat oppassen op Mario kijkt ze extra geconcentreerd toe. Een driehoekje aan beide kanten naar binnen vouwen, een klemmetje met weerhaakjes om de boel op zijn plaats te houden en het lange wollen onderbroekje kan weer aan. De oogverblindende glimlach van de vers geluierde maakt dat we de volgorde van het vouwen subiet weer vergeten, maar niet getreurd: hij maakt ons gelukkig.
Dit is geen overdrijving. Laat ik voor mezelf spreken. De tomeloze overgave aan de nieuwe wezens in zijn leven – het voor hem plotselinge en onverwachte bezoek –, de ontspannen verrukking die Mario tentoonspreidt wanneer hij de vertrouwde stem van zijn moeder hoort, het plezier waarmee hij op zijn dagelijkse ontdekkingstocht is – dat te aanschouwen kan een mens gelukkig maken. Ik ben me ervan bewust dat ik nu klink als René Froger die als een blij ei zingt over de zon die doorbreekt of een vers kopje thee. Maar nee, ik ga het niet nuanceren, kleiner maken, of juist groter door er een maatschappelijke ontwikkeling bij te trekken. Er was een baby en er was even geen kloktijd, geen scherm, geen to-do-lijst.
Er was nieuw leven, warmte en geluk.