Stedendriehoek
door Arnold Zweers
n
APELDOORN – Soms vragen mensen mij: waarom schrijf je niet eens een boek over een andere stad, Deventer, Arnhem of… ‘Apeldoorn in de steigers’ is nu al, in vijf jaar tijd, mijn derde boek dat deels of geheel over Apeldoorn gaat. En ik krijg er maar geen genoeg van. Terwijl mijn nieuwe boek nog moet uitkomen, op 27 september, groeit de stapel paperassen, knipsels en aantekeningen al naast mijn computer, met het oog op mijn vierde boek dat al vaag in mijn gedachten aan het groeien is.
Het is de journalist in me, een vlam die nooit dooft. Na mijn pensionering, alweer bijna vijf jaar geleden, heb ik een tijdje vrijwilligerswerk gedaan: wekelijks met een groepje jongeren ‘met een vlekje’ het nieuws van de week bespreken. Ik vond het leuk. Maar veel harder trok de journalistiek weer aan me.
En wat nou het speciale is aan het schrijven van een grotendeels journalistiek boek, vergeleken met het maken van een dagblad, wat 47 jaar lang mijn brood en mijn passie is geweest? Dat is de oneindig veel grotere vrijheid bij het maken van een boek. Het bedenken van een onderwerp, het opzetten van het plan, het maken van interviews, het formuleren van je eigen mening, het zelf maken van foto’s en infografieken, het teruggaan in de tijd van mijn jeugd waaruit de prachtigste verhalen ontstaan. En dan ook nog eens het zelf regelen van de publiciteit en het bedenken en uitvoeren van de boekpresentatie.
Niet rijk
Heel veel werk, je wordt er absoluut niet rijk van, maar de voldoening van dit hele proces is enorm. Ik heb geluk met Merit Roodbeen, die met haar Nabij Producties al die keren mijn kundige en sympathieke uitgever is. Maar ja, waarom dan telkens weer die boeken over Apeldoorn (ook de volgende zullen weer over en in mijn woonplaats handelen)?
Dat komt omdat Apeldoorn het zo nodig heeft. Kijk, Deventer is al af. Ik was onlangs met mijn vrouw in Leiden. En likte mijn vingers af, voelde jaloezie. Hoeveel meer bruisend is die stad dan Apeldoorn. Het doolhof van nauwe steegjes in die eeuwenoude binnenstad, de oude stadsmolen op een heuvel, de stadsburcht, de Rapenburg waar je luncht op een platte schuit in de gracht. En Leiden is een universiteitsstad, dat geeft zoveel meer leven dan het bijna-studentenloze Apeldoorn. Ben ik in Deventer, Groningen of Maastricht, dan proef ik ook aan alles dat wij Apeldoorners die zoveel honderden jaren oude geschiedenis missen, en daarmee het stadse gevoel en de historie die daar van elke gevel spat.
Woonstad
Maar is Apeldoorn daarom minder? Welnee. We zijn misschien, ach ik weet het wel zeker, als woonstad in deze categorie van grootte de aller-, allermooiste en -beste. Waar lopen de woonbuurten met vrijstaande particuliere huizen en vaak vorstelijke tuinen nou door tot praktisch in het stadshart? Waar word je omringd door zoveel natuur, rust en ruimte? Daarom komen zoveel overstresste Randstedelingen naar ons toe.
Apeldoorn heeft echter één grote handicap: de binnenstad die niet kan concurreren met al die ons omringende middeleeuwse binnensteden. Die kunnen en moeten we ook niet kopiëren. Apeldoorn moet op zijn eigen wijze die binnenstad verder vormgeven. Dat gebeurt op het ogenblik ook weer: hoe het gebouw van V&D is omgeturnd, voortreffelijk. Dat we een vernieuwd Marktplein met markthal krijgen, ik hoop vurig dat die plek nu eindelijk gaat leven. Frank van Berlo en aannemer Nikkels gaan iets spectaculairs neerzetten op het voormalige PGEM-terrein aan de Hoofdstraat. Eindelijk wordt de bebouwing langs het Stationsplein afgemaakt.
Gezelliger
Over dat en zoveel meer rapporteer ik uitgebreid in het nieuwe boek ‘Apeldoorn in de steigers.’ Ik vind dat ik dat moet blijven doen: mijn geliefde Apeldoorn aansporen tot actie, tot het creëren van een beter en gezelliger stadscentrum. Er is al veel verbeterd. Maar er moet nog veel meer gebeuren. Dáarom gaan die boeken over mijn woon- en geboorteplaats. En niet over Deventer (heb ik absoluut niet hetzelfde gevoel bij) en al die andere oude mooie steden; ach, die hebben zo’n boek ook niet nodig, die zijn al af. Maar in Apeldoorn kan nog zoveel. Daar gaan dit en die volgende boeken over.