Stedendriehoek
Windenergie is een duurzame energiebron: de wind stuurt geen rekening en raakt nooit op. Maar het effect van windmolens op ons landschap blijft een twistpunt. De meeste mensen vinden de turbines horizonvervuilend. Volgens wetenschappers is dat wel te verklaren: een witte, ranke windmolen detoneert in een natuurlijke omgeving en zorgt ervoor dat het landschap minder goed ‘leesbaar’ is. Daar komt bij dat de draaiende wieken onze aandacht afleiden. Vooral de hoogte van de turbines – een beetje molen is tegenwoordig meer dan 100 meter lang – wordt als problematisch ervaren. Hoe groter de windmolens, hoe diffuser het landschapsbeeld. Er is sprake van ‘schaalverwarring’: we kunnen de turbines mentaal niet goed plaatsen en vinden ze daarom lelijk.
Maar hoe zit het dan met de oude Hollandse windmolens, zoals die in Kinderdijk? Die ziet menigeen juist als een verrijking van ons landschap. Toeristen zetten ze zelfs massaal op de foto. Toegegeven, de oude exemplaren zijn veel kleiner dan de moderne windmolens en maken de omgeving minder onsamenhangend. Maar er is nog een factor: we zijn ze mooi gaan vinden, omdat de Hollandse meesters ze consequent in hun landschappen hebben opgenomen. In de tijd dat de schilderijen gemaakt werden, kwamen de molens op de mensen van toen misschien wel net zo bedreigend over als de windturbines op ons. Blijkbaar kunnen we wennen aan windmolens.
Natuurlijk is het flauw om de bezwaren tegen horizonvervuiling van windmolens hiermee af te doen. Het heeft meer zin ons af te vragen of er manieren zijn waarop de turbines en het landschap in ons brein met elkaar zijn te verenigen. Zijn er windmolens denkbaar die goed in de omgeving passen? Of bestaan er plekken waar ze in ruimtelijke zin handig ingebed kunnen worden? Willen windturbines de samenhang in het landschap geen geweld aandoen, dan hebben ze een aantal ‘natuurlijke’ kenmerken nodig. Dat betekent sowieso dat ze een stuk kleiner moeten worden. Voorbeelden van molens op menselijke maat zijn de karakteristieke windmolens op Kreta of op de Spaanse hoogvlakte. Wat dat betreft werken de hoge turbines van nu averechts.
In principe moet het ook mogelijk zijn windmolens landschappelijk beter in te passen. Denk aan het verven van de masten van turbines in schutkleuren of juist in kleuren van de regenboog, zodat een soort ‘landschapskunst’ ontstaat. Daarnaast zou je windmolens in een groot bos kunnen zetten in plaats van in een open veld – windmolens bij wijze van bomen die boven de boomtoppen uitsteken. De zichthinder voor omwonenden is dan kleiner, terwijl het landschap door de dubbele bestemming (natuur én duurzame energieproductie) beschermd wordt tegen ruimteclaims. Wennen aan windmolens, in theorie zou het moeten kunnen. Nu alleen de praktijk nog.
Gert-Jan Hospers