Columns

Fijn Leidsche Rijn

Het was prachtig fietsweer en toch waren we met de auto op weg naar Leidsche Rijn. We waren best nieuwsgierig, ook omdat we daar nog nooit waren geweest. In het verleden was ik er vaak op weg naar Den Haag langs gesneld, maar toen stelde het vanachter het stoffige raam van de intercity nog niet veel voor. Op een enkele plek was men weliswaar begonnen met de aanleg van een aantal straten en de bouw van enkele huizenblokken, maar naar het leek zonder veel samenhang en alles lukraak in de weidse polders neergekwakt. Wie wilde hier in godsnaam gaan wonen? Maar in 2024 telt het stadsdeel aan de westkant van het Amsterdam-Rijnkanaal en de weggestopte A2 inmiddels meer inwoners dan een middelgrote stad.
Wat kun je verwachten van zo’n uit de grond gestampte stadswijk waar nog niet zo lang geleden de koeien en grutto’s het voor het zeggen hadden? Ons was verteld dat we het beste aan de Jan Wolkerssingel konden parkeren, want daar kon dat nog gratis en we hoefden dan maar tien minuten te lopen naar de plaats van bestemming. Een vriend vroeg zich later die middag af of gekend natuurliefhebber Wolkers wel zo blij zou zijn geweest met het verbinden van zijn naam aan een straat zonder veel groen. Gelukkig hoefde de ons ontvallen schrijver dat affront zelf niet meer mee te maken.
Afijn, het was natuurlijk niet zo dat we achter elke straathoek nog een achtergelaten tractor vermoedden, maar het blijft een aparte sensatie rond te lopen in een volgebouwde omgeving waar vijftien jaar geleden niets anders dan boerenland was te vinden. De bewoners van de voormalige Zuiderzeebodem hebben vast iets soortgelijks ervaren. Zou het wel wennen om in zo’n driedimensionale tekentafel te leven? Maar iedereen die we tegenkwamen of spraken oogde behoorlijk gelukkig op hun gloednieuwe, vaak wel wat krap bemeten stek. Een echte stad was het hier geworden, alsof er nooit iets anders was geweest. Veel hoogbouw, met schaarse, peperdure parkeerplekken, kaarsrechte, vrijliggende fietspaden, een sportschool op elke straathoek en amechtig naar hun ongeduldig wachtende klanten zoekende maaltijdbezorgers die onze taal nog niet goed spreken. In de verte gloorde zelfs een filiaal van de HEMA. Daarmee wisten we genoeg. Wie hier eenmaal is geland, hoeft zo goed als nooit meer weg.